De Neidhartspiele en het abel spel Van de Winter... op een solre... opgevoerd?
-. De
Neidhartspiele en het abel spel Van de Winter ende van de Somer
op een solre te Arnhem rond 1400 opgevoerd?
[about a possible date
of production of the Neidhartspiele in a house attic, not on the market]
In: J. Wiktorowicz (ed.),
Studien zur deutschen und niederländischen Sprache und Kultur.
Festschrift fĂĽr Jan Czochralski; Warszawa 1996.
Andrzej Dšbrówka
De Neidhartspiele en het abel spel Van de Winter ende van de Somer
op een solre te Arnhem rond 1400 opgevoerd?
Abstract: 1404 is a possible date of production of the Neidhartspiele and one of the abele spelen in a house attic, solarium. Against E. Simon who says the Neidhartspiele were produced only on the markets.
De publikatie van de stadsrekeningen van
Arnhem over de jaren 1353- 1432 door Prof. W.J. Alberts heeft ons aan
een paar belangrijke nieuwe gegevens over "het vroegste toneelleven"(1)
in die streken geholpen. Laten we nog een keer(2) de Arnhemse
opvoeringen rond 1400 de revue passeren om enkele samenhangen
duidelijker te laten zien.
1395, vastenavond
die gesellen spoelden her nyters spil
12 quarten 3 lb. 4s. (Alberts II:295)
1396, vastenavond
den gesellen die spoelden dat spil opten Marckt
6 lb. 12 s. (Ibid. II:317)
1401, 12 juni
doe spoelden die gesellen opter Marckt van der roesen
9 lb (Ibid. III:13, Leloux 348)
1404
den gesellen dye spoelden van den wijnter ende somer
18 quartas valet 7 lb 4 s. (Alberts III:61)
1411, vastenavond?
den gesellen die der coninc ende keyser speel spoelden opten Olden Merct
7 lb. 4 s. (Leloux 350)
1419
den gesellen die her Nyterts spoel spoelden
25 quarten ad. 3 bl. 5 gld (Alberts III:400)
1432, Dominica Exaudi
geschenckt den gesellen die Her Nyters spill spoelden
3 Arnhemse gulden (Alberts V:333)
Voor twee dramatische genres brachten de stadsrekeningen van Arnhem
vroegste bewijzen voor een opvoering: voor de Neidhartspiele (1396,
1396?, 1419, 1432) en voor de romaneske abele spelen (1404).
Met betrekking tot de speelplaats valt het op dat waar de
Neidhartspelen (nytart) en het Winter-ende Somer-spel uitdrukkelijk
worden genoemd, geen sprake is van het spelen op de markt. Daarom
moeten wij de opvatting van Simon (1977) nuanceren als waren de
Neidhartspiele altijd op de markt opgevoerd. Misschien juist deze
spelen niet? (3)
Waar dan? De enige plaats waar we met zekerheid kunnen zeggen, daar
werden spelen opgevoerd, heet solre. In de rekeningen van de graven van
Holland staat het onder 1364 met als speelplaats Dordrecht:
...des dinxd. avonds na Pinxteren in die darde weke van Meye
gegheven Tordr. 2 pipers, die minen here [= Jan van Blois] enen avond
pepen, daer hi mitten vrouwen bi dansede, 8 sc. Item op die selve tijt
eenre clareytster 4 sc. Item des voirscr. dinxdages tot eenen spele op
eenen solre, dat min here ghinc sien, 8 sc. Item des woensd. daerna
Tordrecht eenen vedelaar... (Jonckbloet 631).
Het probleem is de dubbele betekenis van het woord solre. Het kon een plankenpodium op straat (pulpitum), of de zolderverdieping in een huis (solarium) zijn.
Als het tweede van toepassing is, dan hebben we een bewijs van een
openbare toneelopvoering binnenshuis met entree-geld (zie de kleine
bijdrage van het gezelschap), anno 1364.
Tegen de opvatting dat solre zolderverdieping zou
betekenen zijn in 1980 Hollaar en Van den Elzen (319) opgetreden. Hun
argumenten nemen geen rekening met de taalkundige gegevens, de auteurs
hebben niet eens in Verdam nagekeken, en hebben zich waarschijnlijk
door Jonckbloet laten beinvloeden die Verdam nog niet kon raadplegen.
Intussen zijn zowel de oudste Nederlandse glossaria net zo duidelijk
als Verdam: solre wordt door lat. solarium weergegeven (GB 7466, GH
7981), wat bij Niermeyer als zolderverdieping of een open terras, maar niet als straattoneel
vertaalt. Bij Verdam (1932) is de zolder-betekenis van solre als de
meest gebruikelijke behandeld, niet die van 'aan de zon blootgestelde
ruimte'. Met deze en andere argumenten van Hollaar en Van den Elzen heb
ik elders gepolemiseerd (1994). Hier wil ik enkele verdere
bewijsplaatsen uit Arnhem onder aandacht brengen die hun voornaamste
stelling ondermijnen. Ze zeiden nl. onder andere dat solre niet
zolderverdieping kan betekenen omdat er toen huizen met grote zolders,
waar een toneelopvoering kon plaatsvinden, zeldzaam waren.
1404 - ...totter trappen te maken yn der scolen om hout 6 lb.
1404 - ...den dorpel aen der scolen te leggen ende den heert te maken opten solre 18 s.8 d. (Alberts III:73)
1415 - ...een sytten beneden in der scholen te vermaken (III:287)
1418 - den solre opter scholen te lappen (III:378)
De school was een houten gebouw dat 1419 door de brand
vernietigd werd (Alberts III:422). Het is duidelijk dat solre geen 'aan
de zon blootgestelde ruimte' is maar een zolderverdieping, te bereiken
door een trap (die ook niet te klein was, gezien de kosten van 1404),
daar was ook een open haardvuur (heert). De zitplaatsen beneden laten
ook andere boven vermoeden.
Nu komen we tot een ander heet hangijzer van de Nederlandse toneelgeschiedenis, de trappen. In de epilogen bij de Esmoreit en de Buskenblaser hoort het publiek op het eind: gaet alle dien graet neder.
Deze graet vormde het sterkste argument voor de opvatting dat de abele
spelen binnenshuis, op een zolder waren opgevoerd en dat solre dus
solarium, bovenverdieping moest betekenen. Men betwijfelde soms of zo'n
argument uit de literaire tekst betrouwbaar is (4).
Als we nu
naar de rekeningsposten uit het jaar 1404 kijken, dan zien we dat de
rekeningen over de opvoering van Wijnter ende somer (III:61) en die
over de herstelwerkzaamheden op de school (III:73) slechts een paar
pagina's scheiden. Indien de (solre van de) school de speelplaats was,
blijkt de volgorde logisch: tijdens de toneelopvoering(en) werd de trap
beschadigd.
Naast de school was er later nog een gebouw dat in aanmerking komt, het danshuis (5):
Dirck van Vinceler dat danshuus te bereiden, te ribben, ende te
plancken, die zitten dair op te maken ende dat sulreken wair die
spoellude op stunden... (Arnhem 1426, Alberts IV:385)
Wij hoeven niet meer te veronderstellen dat wanneer in de
rekeningsposten geen sprake van het spelen op de markt is, gebeurde dat
omdat het vanzelfsprekend was. Rond 1400 waren er nl. wel huizen met
grote zolders waar zowel het abel spel Vande Winter ende vande Somer als ook de Neidhartspelen konden worden gespeeld. En na de opvoering moest iedereen die graet neder...
Aanmerkingen
(1) Zo de titel van een artikel dat ook op die bron gebaseerd is: zie Hollaar & Van den Elzen, Leloux, Simon.
(2) Ik heb ze al eerder in mijn proefschrift van 1987 en in het artikel van 1991 in de bredere context besproken.
(4) Zie de discussie bij Hummelen, een voorstander van de
trap-en-zolder-these. De nu overwegende skepsis tegenover deze theorie
is terug te vinden bij H. van Dijk (ondanks de optimistische titel).
Belangrijk is hier dat de informatie over de trap niet zo maar in een
literaire tekst staat, maar in het toneelstuk zelf, en betreft een
opvoeringspraktijk.
(5) In Arnhem waren er rond 1430 twee danshuizen: van Henrich van
Krayenberch (dat kon echter de school zijn) - Alberts V:27, 264, 268,
331, 332 - en van Henneken de Witte: V:184, 334.
Literatuur
Alberts, W. J. (red.) - De stadsrekeningen van Arnhem 1353-1432. I-V. Groningen - Arnhem 1967-1985.
Dabrówka, A. - FrĂĽhestes weltliches Theaterrepertoire in den Niederlanden. In: ACTA PHILOLOGICA XX.1991:65-98.
Dijk, H. van - 14 mei 1364: De graaf van Blois bezoekt een
zoldertheater in Dordrecht. Middelnederlands toneel. In:M. A.
Schenkeveld-Van der Dussen (hoofdred.), Nederlandse Literatuur, een
geschiedenis. Groningen 1993:62-67.
GB = Het Glossarium Bernense. Red. L. de Man u. P.G.J. van Sterkenburg. `s-Gravenhage 1977.
GH= Het Glossarium Harlemense, Red. P.G.J. van Sterkenburg. `s-Gravenhage 1975.
Hollaar, J. van, E. W. F. van den Elzen - Het vroegste toneelleven in
enkele Noordnederlandse plaatsen. In: De Nieuwe Taalgids 1980.4:302-324.
Hummelen, W.M.H. - Tekst en toneelinrichting in de abele spelen. In: De Nieuwe Taalgids 1977:229-242.
Jonckbloet, W.J.A. - Geschiedenis der Middennederlandsche Dichtkunst. Amsterdam 1851.
Leloux, H. - Schauspiel, Schauspieler und musikanten im geldrischen
Arnem um 1400. In: Reinische Vierteljahresblätter 1975:342-357.
Neumann, B. - Zeugnisse mittelalterlicher AuffĂĽhrungen im deutschen
Sprachraum. Eine Dokumentation zum volkssprachigen geistlichen
Schauspiel. Teil 1. Die Erforschung der Spielbelege. Köln 1979.
Simon, E. - Neidhart plays as Shrovetide plays: twelve additional documented perfomances. In: The Germanic Review 1977:87-98.
Verdam, J. - Middelnederlandsch Woordenboek. `s-Gravenhage 1932.
Published earlier in: J. Wiktorowicz (ed.), Studien zur deutschen und niederländischen Sprache und Kultur. Festschrift für Jan Czochralski; Warszawa 1996:223-226.
Back to my other articles on medieval drama.
Š by
Copyright 2000 - 2005 Miro International Pty Ltd. All rights reserved.